De oude klokjes van de St.-Janskapel van Leenderstrijp

De oude klokjes van de St.-Janskapel van Leenderstrijp

Een bewerkte vertelling van meester Vugts


De koude decembermaand was al weer aangebroken. Over een paar dagen zou het Kerstmis zijn. Pieter keek er al naar uit. En wel het meest naar moeders eigengemaakte worstenbrood. Maar dat werd pas opgediend na het vaste bezoek aan de nachtmis in de kerk. En juist tegen die nachtmis daar zag hij zo tegenop. Die duurde altijd zo lang. Kon die voorganger maar zo boeiend vertellen als meester Vugts...

Maar voordat het Kerstavond was restte Pieter nog een paar uurtjes school. De rekensommen waren voor dit jaar al opgeborgen en de meester deed zijn best om de klas wat bij te brengen over de spelling. Starend naar de smeulende kachel die midden in het klaslokaal staat, probeerde Pieter zo onopvallend mogelijk de minuten te slijten totdat de meester aan de geschiedenisles zou beginnen. Voor Pieter konden die lessen nooit lang genoeg duren. En ja hoor, de klok slaat elf uur. Tijd voor geschiedenisles! De meester heeft zijn klas beloofd om vandaag een verhaal uit de Franse tijd te vertellen. Een verhaal over de klokjes uit de oude, grotere St.-Janskapel, die op de plaats stond van het huidige kapelleke. Uit de kapel, die in verval was geraakt nadat deze in protestantse handen was gevallen. 

Pieter deed zijn ogen dicht, zodat hij de woorden van de meester nog beter op zich in kon laten werken. 

De meester begon zijn verhaal dat er vroeger in Strijp al een kapel stond. Veel was daar niet meer van over, nog slechts enkele delen van muren. De weggebroken stenen waren in de loop der jaren gebruikt voor herstel van de parochiale kerk van Leende. In deze kapel hingen ook twee klokjes. En aangezien de Strijpenaren dit als hun bezit zagen, werden de klokjes al bijna tweehonderd jaar bewaard in de schuur, die begin 19e eeuw door ene Francis van Dijk, zoon van Peter van Dijk werd gebruikt.

Toen de Straatgoederen van Strijp in 1814 voor het eerst in de grondbelasting waren aangeslagen, hadden de rotmeesters die alleen kunnen voldoen door de eikenbomen te verkopen die erop stonden. Het jaar daarop kwam er een nieuwe aanslag. Eikenbomen waren er niet meer voorhanden. Noodgedwongen hadden de rotmeesters zich toen tot die Peter van Dijk gewend met het verzoek een van de klokjes te willen afstaan om dat te gelde te maken. Van Dijk had daar ook in toegestemd, op voorwaarde dat alles wat er nog over zou schieten gebruikt zou worden tot beplanting van de zozeer verwaarloosde Straatgoederen. Doordat de onderhandelingen met de klokkengieter zo lang duurde, werd er lange tijd niet meer over de klokjes gesproken.

Tot dat pastoor Kuijpers van Leende zich daarmee ging bemoeien. Onmiddellijk na het vernemen van het nieuws had hij Francis van Dijk en twee andere ingezetenen van Strijp bij zich laten komen en de beide klokjes ten behoeve van de parochiale kerk gereclameerd. Op grond van het feit dat de Strijpse kapel een "uitvloeijsel" van de grote kerk was, dienden haar eigendommen, volgens de pastoor, ook aan de moederkerk terug te keren. Mocht er later ooit nog een nieuwe kapel in Strijp komen, dan was de hoofdkerk bereid daartoe de geldelijke waarde van de beide klokjes te restitueren. Ondanks deze plechtige belofte wenste Strijp zich echter niet bij de claim van de pastoor neer te leggen en weigerde het de klokjes af te staan.

Dit was tegen het zere been van meneer Pastoor, die op zijn beurt de toenmalige burgemeester van Leende, Clephas, in de arm nam. Op zondag 18 juli 1815 voegde hij de daad bij het woord en zorgde er eigenhandig voor dat de bewoners van Strijp bij officiële publicatie werd aangezegd het recht op de klokjes binnen acht dagen met behoorlijke eigendomsbewijzen te staven, want vanwege het feit dat er in Strijp geen eigenlijke kapel meer was en de klokjes zelf in een aller slechtste staat verkeerden, konden ze veel beter tot nut van de hele gemeente worden gebruikt. Wat dat nut was, stond in de brief ook precies aangegeven: "Het doen vervaardigen van nieuwe pannen onder de gemeentens klokken." Mocht er daarna nog wat van overschieten, dan zou dat ten voordele van de gemeente

verkocht kunnen worden.

Zo slim als de Strijpenaren toen ook al waren, was er echter niemand op komen dagen, behalve dan enkele lieden met de loze bewering dat Strijp de rechtmatige eigenaar was. 

In zijn gedachten zag Pieter, zittend op de eerste rang op één van de dikke takken van de grote oude linde op het Kaetsveld, als een film het hele gebeuren aan zich voorbijtrekken. 

Achteroverleunend in zijn stoel vertelde de meester smakelijk door. Inmiddels had de toenmalige burgemeester met tussenkomst van de commissaris van het arrondissement Eindhoven de gouverneur van de provincie van deze kwestie op de hoogte gebracht. Omdat de kapel - volgens de commissaris - voorheen een filiaal van de kerk van Leende was geweest, dienden de klokjes eerder aan de pastoor en de kerkmeesters te worden overgegeven dan aan de burgemeester. De commissaris liet de gouverneur nog weten dat hij verwachtte dat de Strijpenaren daar ook eerder toe genegen zouden zijn. Hierop gaf de gouverneur toestemming aan burgemeester Clephas om de kapelklokjes tot het maken van nieuwe pannen onder de grote torenklokken aan te mogen wenden en het overblijvende gedeelte ten voordele van de gemeente te verkopen. 

Een kleine maand later, op 16 augustus 1815, ging de burgemeester daartoe samen met de veldwachter, een smid en een timmerman met een kar naar het huis van Peter en Francis van Dijk in Leenderstrijp. Bij aankomst bleek dat het hele gehucht zich inmiddels als in slagorde had opgesteld om dat te verhinderen, terwijl men de klokjes met een ijzeren ketting aan een pilaar had vastgemaakt. In juli, bij de eerste "ontdekking", was dat nog niet het geval geweest. Gevraagd naar de sleutel van de ketting, hadden zowel vader als zoon Van Dijk te kennen gegeven daar niets van te weten. Ook de overige aanwezigen hielden zich op de vlakte op zijn vraag of ze bereid waren de klokjes af te geven. "Ik permiteer het niet, noch verbied het niet", hadden ze hem toegeroepen, "zij 3 komen ons toe". Omdat de burgemeester zich door de grote menigte zwaar bedreigd voelde, was hij vervolgens onverrichterzake met zijn beide helpers en kar afgedropen. Daarbij was hij smadelijk door de kinderen nageroepen dat hij de klokjes niet mee durfde nemen.

Stilletjes tikte de klok in het klaslokaal door. Alle leerlingen waren aan de lippen van de meester gekluisterd. Het was tegen twaalf uur. Nog maar enkele minuten en de kerstvakantie zou beginnen. Dit had de meester ook in de gaten en om geen tijd te verliezen om alle kinderen nog een goede kerstvakantie te wensen, haastte hij nog om het verhaal af te ronden door te vertellen dat één van de klokjes na deze schermutselingen door de Strijpenaren ooit in een ven waren gegooid, het Klokkenven zou hier haar naam aan te danken hebben. Dit om ze niet in verkeerde handen te laten vallen. Als je er op kerstnacht langs kwam, hoorde je ze nog luiden. Het andere klokje zou ergens in de buurt begraven zijn, onder een lemen vloer. Telkens als de boeren aan het dorsen waren hoorde men die klok ook nog klinken... 

En toen klonk een andere bel, de schoolbel. Vakantie!

Op zijn weg naar huis was Pieter nog steeds gefascineerd door het verhaal van de meester. Hij moest en zou in de kerstnacht naar het Klokkenven gaan om die klok te horen luiden. Zoeken van de klok was niet nodig, dat had immers de jachtopziener in opdracht van de baron al eens gedaan... Weliswaar zonder resultaat. 

Pieter’s ouders merkte al vlug dat er iets aan de hand was. Pieter was nog vrolijker dan anders, maar droomde ook meer, waardoor het weer langer duurde eer hij zijn bord leeg had. Maar wat er in Pieter omging, daar kwamen zij niet achter. In stilte smeedde Pieter zijn plan. 

En zo werd het 24 december. Kerstavond. Door de vrieskou was het lekker helder. Terwijl Pieter zich al lang warm had aangekleed, maakte Pieter’s broers en zus, vader en moeder zich klaar voor de tocht naar de kerk. Door de drukte bij de nachtmis zou het daar lekker warm zijn, maar voor de weg daar naar toe was warme kleding wel een pré. En uiteraard ook voor de verwezenlijking van Pieter’s plan. Het was drie kwartier lopen naar de kerk en omdat de kerk tijdens de nachtmis altijd uitpuilde was het wenselijk om op tijd te gaan, zodat je in de kerk nog een zitplaats kon bemachtigen. Vader en moeder hadden er stevig de pas in. Pieter treuzelde zoals hij de laatste dagen wel meer had gedaan... Pieter’s moeder merkte het op dat Pieter achterbleef en bekommerde zich al snel om hem. Hij zou toch niet ziek zijn...? 

Toen het gezin de kerk in kwam, was deze al goed gevuld. De koren zongen Hemelse liederen, de kerk rook naar dennengeur en de kaarsen brandden al volop. Zo hier en daar was er nog een enkel zitplaatsje in de kerk, waardoor Pieter, evenals zijn broers en zus, niet bij hun ouders konden zitten en verspreid door de kerk zaten. Pieter bemachtigde al snel een zitplaats achter in de kerk. De rest van de familie zat uiteindelijk verder naar voren. Fase 1 van Pieter’s plan was geslaagd! 

Zodra de nachtmis begon en het koor ‘Stille Nacht’ inzette, haastte Pieter zich naar de uitgang van de kerk. Stilletjes opende hij de krakende kerkdeur en door de smalle opening sprong hij naar buiten. Op naar het Klokkenven! In een draf nam hij de weg terug naar Strijp. Gelukkig zat iedereen in de kerk en 4 had niemand weet van zijn nachtelijk avontuur. Via het Klooster en de Heerstraat bereikte hij al hijgend het Leenderbos. Over de zandpaden besloot hij te wandelen, zodat zijn ademhaling weer normaal kon worden. Door de heldere maan was het Klokkenven makkelijk te vinden. En aan de rand van het ven zocht Pieter een rustige zitplaats. Hij sloot zijn ogen en zijn gedachten gingen terug naar het prachtige verhaal van de meester... En ja hoor, plots hoorde hij iets. En weer iets, en weer iets. Klokkengelui van een klein klokje. Het klonk nog mooier dan alle klokken van de kerken in de omgeving bij elkaar. Pieter genoot ervan. 

Na een tiental minuten daalde de doodse stilte weer over het ven en het aanpalende heidegebied neer. Voor Pieter hét signaal dat hij weer vlug terug moest gaan naar de kerk. Met een beetje geluk zou de nachtmis nog niet zijn afgelopen en zou niemand van Pieter’s familie zijn afwezigheid hebben opgemerkt. 

En inderdaad zo was het. Terwijl de pastoor naar het einde van de nachtmis toewerkte met kerst- en vredeswensen nam Pieter zijn plaats in de laatste banken van de stampvolle kerk weer in. Net of dat hij er altijd was geweest. Zo’n mooie nachtmis had Pieter nog nooit meegemaakt. Zijn ultieme kerstdroom was zojuist in vervulling gegaan. Daar konden de lekkerste worstenbroodjes van zijn moeder nog niet aan tippen...

Pieter besloot om niemand deelgenoot te maken van zijn nachtelijk avontuur. Het klokkengelui sloot hij in zijn hart en hij nam zich voor om voortaan iedere kerstnacht een bezoek te brengen aan het Klokkenven. 

En voor iedereen die wil weten hoe dat hemelse en onbeschrijflijke klokkengelui nu werkelijk klonk, breng gerust in de Kerstnacht eens een bezoek aan het Klokkenven. De Stille nacht zal dan ook een Heilige nacht zijn...


Leenderstrijp, 13 december 2023

Johan Bax